20 okt ‘Hoefsmid, mijn vader had het fantastisch gevonden’
‘Hoefsmid, mijn vader had het fantastisch gevonden’
Rob Renirie (69) zit al zijn hele leven ‘in de paarden’. In de hippische wereld is de hoefsmid een autoriteit: hij voorzag het wonderpaard Totilas zeven jaar lang van hoefijzers, was met het Nederlandse team actief op vijf Olympische Spelen en reist nu nog de hele wereld over naar, hoofdzakelijk, particuliere klanten.
Tekst Hans Bouwman Foto Rob Koppers
Wie bij een hoefsmid het beeld heeft van een reus van een vent met handen als kolenschoppen, komt bij Rob Renirie bedrogen uit. Het is een slanke, pezige, fitte en goed uitziende bijna zeventiger (in november). Geboren op de Graafseweg, hoek Dennenstraat en getogen in Nijmegen, maar sinds een jaar of drie met echtgenote Monique wonend in een fraai vrijstaand huis in Mook.
Zijn liefde voor paarden heeft hij van zijn vader meegekregen. “Mijn vader werkte in diverse patisseriezaken in Nijmegen als patissier en had samen met mij een passie: paarden. Met veel pijn en moeite konden mijn ouders indertijd een pony’tje huren. Ik kreeg paardrijles van iemand die bij het circus werkte en ging daarvoor iedere keer met de trein naar Breda.” Robbie bleek talent te hebben en won menig dressuur-, spring- en crosswedstrijd.
Na de meao wilde hij ruiter/instructeur worden. De opleiding in Deurne konden zijn ouders echter niet betalen (“we hadden een groot gezin met zeven kinderen van wie er vier studeerden”), dus toog hij als achttienjarige naar Münster om daar een driejarige opleiding tot instructeur/berijder te volgen. “Dat was intern. Je kreeg 80 DM per maand; ik ging dan vaak ‘op de duim’ naar huis en gaf mijn ouders wat geld voor het gezin.”
Hij haalde zijn diploma en werkte voor verschillende sportstallen in Duitsland. Daar kwam na een paar jaar abrupt een einde aan toen zijn vader longkanker kreeg en Renirie besloot terug naar Nederland te gaan. “Mijn vader was niet alleen mijn vader, hij was ook mijn vriend. Een enorme kerel, Rotterdammer, een man met humor. Mijn vader en ik … ja. Hij is 57 jaar geworden.”
Levensgenieter
Rob Renirie ging vervolgens als bedrijfsleider werken voor een volbloedstoeterij in Wesepe. Op uitnodiging van hoefsmid Herman Scholten uit Halle ging hij bij hem stage lopen en werd zo rijksgediplomeerd hoefsmid, waarmee zijn toekomst vaststond. “Ik herinner me dat toen ik nog als jongetje reed bij de manege van Tonnie Jansen in Berg en Dal, mijn vader de smid zag staan, Jan de Valk uit Nijmegen. Hij zei toen: dat vind ik toch zo’n mooi vak. Mijn vader had het fantastisch gevonden als ie geweten had dat ik hoefsmid ben geworden.”
Scholten adviseerde Renirie later om in Utrecht de meesteropleiding te volgen. “Dat heb ik gedaan. Mijn grootste drijfveer was dokter Hermans. Als hij les gaf aan de studenten van de veeartsenopleiding zat ik vaak in de zaal. Van hem heb ik heel veel geleerd. Ook kijken, dat is het belangrijkste. Een paard praat met je; iedereen denkt hoefijzers eronder en klaar. Maar je moet naar het paard kijken, dan weet je waarmee je het kunt combineren.”
Behalve zijn vader, verloor Rob ook zijn broer René. Hij kwam op 24-jarige leeftijd om het leven bij een verkeersongeluk in Maastricht waar hij studeerde aan de hogere hotelschool. “Dat zit me nog altijd dwars. Zijn dood heeft me heel veel gedaan. René was niet alleen een broer, maar een vriend waar ik het beste mee overweg kon van allemaal. René was Puch en lange haren, slobbertrui, levensgenieter pur sang. Een heel bijzonder mens. Creatief en altijd met plezier. Twee jaar eerder was mijn vader overleden en na de dood van René had ik er geen zin meer in. Maar ik moest er zijn voor mijn moeder.”
Kantelpunt
Zakelijk gezien ging het Renirie voor de wind. Hij werd steeds bekender, werd door de beste van de ruitersport ingehuurd, besloeg toppaarden en ging mee naar Wereldspelen en vijf Olympische Spelen. Toch was niet alles hosanna. Rob Renirie, destijds 39 jaar, getrouwd met Monique, dochter van 1 en zoon van 4, net een twee-onder-een-kapwoning op de Groesbeekseweg gekocht, werd ziek: kanker. “Driekwart jaar onderzoeken, niks gevonden. Een internist dacht zelfs dat ik het me inbeeldde. Toen hebben ze me opengemaakt en schrokken zich kapot. Ze dachten schildklierkanker en het kwam erop neer dat ik nog 3 maanden zou leven. Opnieuw had ik er eigenlijk geen zin meer in. Als er 20 procent kans op overleven is, ga je gewoon dood hè?”
De internist had vervolgens goed en slecht nieuws: “Het was net een mop. Hij zei: u heeft geen schildklierkanker, maar lymfeklierkanker. Van 20, 25 procent kans gaan we naar 70, 75, 80 procent kans op overleven. Ik werd toen zo kwaad … Al die tijd aan het lijntje gehouden. Als je weet wat dat met je gezin doet. En met mijn moeder.”
Die tijd betekende een kantelpunt in zijn leven. Van altijd maar bezig zijn met paarden en zijn vak kwam het besef dat er meer is in het leven. “Ik heb jarenlang sociaal gezien de boel misschien op een zijspoor geschoven. Lullig gezegd, heb je misschien wel een keer zoiets nodig om stil te staan bij hoe geweldig het is als je gezond bent en een goede job en een fijne familie hebt.”
Passie
Tegenwoordig vindt Renirie een goede balans tussen werk en privé, al is hij nog regelmatig weg voor zijn werk. “Ik zit er wel aan te denken om minder te gaan werken. Hoe lang ik dit werk nog volhoud weet ik niet. Leeftijd is maar een getal hè. Ik heb ook geen moeite met ouder worden. Ik besef echter niet altijd dat ik eigenlijk niks meer moet. Dat zeggen mijn dochter en Monique regelmatig tegen me. Ik heb het gevoel dat als ik nu stop, ik dit allemaal weggooi. Het heeft me gemaakt tot wat ik ben. Die passie wil ik niet verliezen.”