Hebben grootouders recht op omgang?

Hebben grootouders recht op omgang?

Door het uitbreken van het Covid-19 virus is er voor veel grootouders vaak noodgedwongen een situatie ontstaan waarin zij hun kleinkinderen niet konden of kunnen zien. Het gemis is vaak groot. Dit geldt zeker ook voor grootouders die ongewild, los van de huidige crisis, geen contact hebben met hun kleinkinderen.
Kunnen deze grootouders via de rechter vragen om een omgangsregeling met hun kleinkinderen? Mr. J.G. (Janneke) Kalk van AB Advocaten te Nijmegen licht toe.

Tekst Janneke Kalk – AB Advocaten Foto Shutterstock

De rol van grootouders is door de jaren heen veranderd. Waar vroeger kleinkinderen hun grootouders vaak zagen tijdens bezoeken over en weer, zijn grootouders vaker een grotere rol gaan innemen bij de opvoeding van hun kleinkinderen. Dit komt mede door de toenemende arbeidsparticipatie van vrouwen waardoor de vraag naar opvang van kleinkinderen is toegenomen. Daarnaast is er sprake van een verbeterde gezondheid van grootouders op oudere leeftijd waardoor zij een actieve rol in kunnen blijven nemen in het leven van de kleinkinderen. Een hechte band tussen grootouders en kleinkinderen is in het belang van hen beiden.

Contactverlies
Een belangrijke oorzaak voor het ontbreken van contact tussen grootouders en kleinkinderen kan liggen in een conflict tussen grootouders en hun (schoon)kinderen. De conflicten kunnen het gevolg zijn van een echtscheiding van de ouders of grootouders zelf, of een overlijden van één van de ouders van de kleinkinderen. Dienen grootouders zo goed en zo kwaad als het gaat te berusten in het contactverlies met hun kleinkinderen? Of kunnen zij via de rechter proberen tot een omgangsregeling te komen? Het heeft beslist de voorkeur dat wanneer grootouders overwegen een stap naar de rechter te zetten, zij eerst proberen via andere wegen tot contactherstel te komen, bijvoorbeeld via mediation.

Wettelijk kader
Op grond van de Nederlandse wet hebben grootouders geen wettelijk recht op omgang, dit in tegenstelling tot het omgangsrecht van grootouders in België. In artikel 1:377a lid 1 van ons Burgerlijk Wetboek is opgenomen dat het kind recht op omgang heeft met zijn ouders en degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat. Dit betreft een zogenaamde ‘open norm’. Hierdoor is het indienen van een dergelijk verzoek mogelijk voor verschillende grootouders, zoals juridische bloedverwanten en sociale grootouders. Een juridische familierechtelijke band of een biologische band is niet voldoende om omgang te krijgen. Grootouders moeten, om ontvankelijk te worden verklaard in het verzoek (ontvankelijkheidseis), aantonen dat zij een zeer nauwe band met het kleinkind hebben gehad. Indien grootouders deze eerste horde hebben genomen dient er nog een tweede horde genomen te worden. De rechter moet vervolgens inhoudelijk toetsen of omgang kan worden toegewezen of afgewezen, op grond van de ontzeggingsgronden in de wet.

Kort gezegd: de afweging moet gemaakt worden of het ook in het belang van de kleinkinderen is dat er omgang komt. Dit is afhankelijk van de omstandigheden van de specifieke zaak.

Rechtspraak
Uit de rechtspraak blijkt dat het niet altijd even eenvoudig is deze horden te nemen. Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad, ons hoogste rechtscollege, blijkt dat grootouders om ontvankelijk te zijn in hun verzoek, concrete omstandigheden moeten aantonen waaruit de nauwe persoonlijke betrekking blijkt tussen hen en het kleinkind. Grootouders dienen aan te tonen dat zij ‘meer dan gebruikelijk contact’ hadden met hun kleinkind. Hiervan is bijvoorbeeld sprake indien een kleinkind gedurende een langere tijd bij een grootouder heeft gewoond. Ook is voor te stellen dat waar meerdere generaties in één of een gesplitste woning samenwonen (kangoeroewoning), hier eerder sprake van zal zijn.

Grootouders moeten dus bewijzen dat zij een substantieel deel van de opvoeding en verzorging van de kleinkinderen voor hun rekening hebben genomen of dat er sprake was van een dusdanige structurele en intensieve oppasregeling, dat deze het gebruikelijke contact tussen grootouders en kleinkinderen oversteeg. Per situatie dient er gekeken te worden of de relatie tussen grootouders en kleinkinderen bestempeld kan worden als een nauwe persoonlijke betrekking, waarbij het van het groot belang is dat dit aangetoond wordt met bewijsstukken (foto’s, mails, app-berichten e.d.).

Het Europese Hof van Justitie heeft in 2018 een belangrijke uitspraak gedaan. Het Hof heeft erop gewezen dat het begrip ‘omgangsrecht’ zoals dat neergelegd is in een Europese verordening, autonoom moet worden uitgelegd. De wetgever van de Europese Unie heeft ervoor gekozen om het aantal personen dat een omgangsrecht kan genieten, niet te beperken. Het begrip ‘omgangsrecht’ ziet niet alleen op het recht van ouders op omgang met hun kind, maar ook op dat van andere personen ten aanzien van wie het van belang is dat het kind persoonlijke betrekkingen met hen onderhoudt. Met deze uitspraak in de hand lijken de mogelijkheden voor
grootouders om via de rechter een omgangsregeling te verzoeken toe te nemen. ¶



LEES SPRINGLEVEND024 ONLINE!