12 jul Brandweerman in hart en nieren
Brandweerman in hart en nieren
Hij zag collega’s vechten voor hun leven bij een brand in Wijchen, plukte een verwarde man uit een havenkraan en borg het lichaam van iemand die zich had verhangen. Brandweerman Gerard Boll rukt nog regelmatig uit, maar zijn hoofdtaak is nu die van instructeur. “Dat is echt mijn passie, jonge mensen de fijne kneepjes bijbrengen.”
Tekst Leo Eijkhout Foto Ralph Schmitz
Voor de fotoshoot glijdt Gerard Boll (57) soepel in zijn brandweerpak. Daarna rijdt hij de hoogwerker naar buiten, hijst fotograaf en verslaggever in een veiligheidsharnas en stuurt ‘de kooi’ naar de wolken. De grote, rode wagen daar beneden lijkt ineens wel een Dinky Toys.
Eenmaal op hoogte vertelt hij: “Mijn vader zat bij de brandweer en als klein ventje mocht ik een keer mee. Ik was meteen verkocht, op mijn achttiende ging ik er zelf ook bij. Mijn motor-technische opleiding was wel nuttig, alle leden van het brandweerkorps beschikken vaak over extra beroepsvaardigheden zoals automonteur, verpleegkundige of kok. Dat is handig, want we draaien 24-uurs diensten, dus we doen de boodschappen, koken hier zelf, dat hoort er allemaal bij.”
Band
“En dat schept een sterke band hoor”, gaat Boll verder, “die lange diensttijden in combinatie met de intensiteit van ons werk. Heel belangrijk is dat. Jij en je ploegmaten werken onder soms levensgevaarlijke omstandigheden, dan is blindelings vertrouwen de basis.”
Zoals ook betrouwbaar materiaal dat is. “Na ieder ochtendappèl,” aldus Boll, “worden alle voertuigen en materialen gecheckt. Niets laten we aan het toeval over.” Boll wijst op een kaart aan de muur waarop te zien is welke plaatsen deze brandweerregio omvat: van Millingen tot Culemborg en van Maurik tot Maasbommel. 200 Beroeps en 800 vrijwilligers staan op 36 posten dag en nacht paraat om burgers uit de brand te helpen. Hier aan de Bellefroidstraat in Nijmegen, hebben drie teams van 14 personen hun thuisbasis.
Uitrukken
Op de uitruklijst staan talloze acties die niets met vuur te maken hebben. Van ‘koe ontsnapt’ tot ‘gaslek’ en van ‘auto te water’ tot ‘buitensluiting’. Buitensluiting? “Inderdaad,” zegt Gerard met een glimlach, “we waren ergens op actie, toen een vrouw zich meldde. Ze kon haar flat niet meer in, maar haar balkondeur stond wel open. Nou mogen wij niet zomaar binnentreden, dus hebben we een politieman met de hoogwerker naar boven gebracht en die deed open. Ja, het kost wat, maar die mevrouw was wel geholpen.”
Hun werk is dus heus niet altijd kommer en kwel, aldus Boll. “Soms wel natuurlijk. Bij ongevallen en branden vallen slachtoffers en dat ziet er vaak niet prettig uit. Of als we gestreden hebben voor iemands leven en het gaat toch mis, dan hakt dat erin. Laatst moesten we een brandende woning in, want er was nog iemand binnen. De rook stond ons tot aan de knieën, vanaf het plafond. Dus maskers op en dan stap je met je maat het pikkedonker in. Het wordt bloedheet, er is vuur vlakbij maar je ziet geen hand voor ogen. Die persoon haalden we levend naar buiten, maar die overleed helaas in het ziekenhuis.”
Trauma Nazorg
“Bij heel ernstige zaken”, gaat Boll verder, “denk bijvoorbeeld aan een persoon onder de trein, praten we na met de ploeg. Dan stellen we allerlei gevoelsvragen en daar komen serieuze antwoorden op. Vaak volstaan die gesprekken voor de verwerking. Maar als we daarna ook maar iets merken in het gedrag van een collega, stapt het team Trauma Nazorg in. Die gaan dan verder en dat werkt heel goed. Het beleid is dat wij maximaal 20 jaar in de frontlinie mogen staan. Daarna gaat de een naar de Koude Brandweer, da’s bij ons op kantoor, de ander schoolt om naar een ander beroep. Daar worden we heel goed in begeleid.”
Corona
“Corona? Ja dat was wat. Hoeveel zieke patiënten we niet uit flatgebouwen hebben getild. En onder zwaar protocol. De A-ploeg ging via de achterzijde de kazerne uit, de B-ploeg via de voordeur naar binnen. En 24 uur per dag een mondkapje. Na iedere uitruk werd alles met alcohol gereinigd. Ja, niemand wist nog hoe besmettelijk het was en je kunt niet hebben dat het halve brandweerkorps ziek thuis zit.”
Mobieltjesgedrag
Boll noemt de veranderende maatschappij. “Wij zijn steeds meer tijd kwijt aan verwarde of gedrogeerde personen.” En hij verfoeit regelmatig het gedrag van omstanders. “Hoe sommige lui proberen een slachtoffer te filmen, of ons willen dwingen iets te doen of laten. We krijgen daar tegenwoordig zelfs agressietraining voor,” en lachend: “Ooit hebben we de spuit er op gezet, maar dat gebeurt niet meer. Soms is het ook tragikomisch wat we meemaken. We waren in een volkswijk bezig met een reanimatie, komen er een paar kerels bij staan, bierblik in de hand, roepen tegen de patiënt: “Folhouwe Henkie, se trekke je d’r wel deur!” Die man redde het helaas niet. Met zowel een klotegevoel als een glimlach reden we toen weer naar de kazerne. Dat is zó dubbel.”
Jongensboek
Boll nodigt lezers van Springlevend024 uit, eens te overwegen of ze dit fantastische werk ook zouden willen gaan doen. Hij schildert het brandweerwerk als een jongensboek: “Je maakt van alles mee én je doet iets voor de medemens.”